NL | FR
Samenvatting van de ESC-hotlinesessies
  • Olivier Gurné

ESC-congresverslag

Naast de richtlijnensessies zijn de hotlinesessies, waarop de laatste multicentrische studies gepresenteerd worden, altijd een must tijdens het congres van de Europese Vereniging voor Cardiologie. 2024 is zelfs een heel goed jaar geweest: in 12 sessies werden maar liefst bijna 40 studies gepresenteerd die we hieronder verder zullen bespreken. De studies van hotlinesessie 3 worden in een apart artikel besproken door Sven Van Laer.

HOT LINE 1

HELIOS-B - Primary results from phase 3 study of vutrisiran in patients with transthyretin amyloidosis with cardiomyopathy

Marianna Fontana - Londen, Verenigd Koninkrijk

Deze gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie heeft de werkzaamheid van vutrisiran, een interfererend RNA dat de synthese van transthyretine in de lever blokkeert, uitgetest bij 655 patiënten met een cardiomyopathie door ATTR-amyloïdose. Circa 40 % van de patiënten had al een behandeling gekregen met tafamidis. Desondanks daalde de incidentie van optreden van een van de items van het primaire samengestelde eindpunt van overlijden ongeacht de doodsoorzaak en cardiovasculaire accidenten met 28 % (p = 0,012) na 36 maanden. Tevens verbeterden de lichamelijke capaciteit (6 minutenwandeltest) en de levenskwaliteit. Het veiligheidsprofiel van vutrisiran was vergelijkbaar met dat van de placebo. Vutrisiran, dat om de drie maanden subcutaan toegediend wordt, blijkt dus gunstige effecten te hebben bij die patiënten.

ABYSS - Beta blocker interruption in post-myocardial infarction patients

Johanne Silvain - Parijs, Frankrijk

Deze non-inferioriteitsstudie is uitgevoerd bij 3700 patiënten die gestabiliseerd waren na een myocardinfarct meer dan zes maanden geleden en een gevrijwaarde linkerventrikelejectiefractie (LVEF) (≥ 40 %) hadden. De patiënten werden gerandomiseerd naar stopzetting of voortzetting van de bètablokker. Het primaire eindpunt was een samengesteld eindpunt van overlijden, optreden van een myocardinfarct of CVA en ziekenhuisopname wegens een cardiovasculair probleem. Na een follow-up van drie jaar was de incidentie van optreden van een van de items van het samengestelde eindpunt vergelijkbaar in de twee groepen: 23,8 % in de groep die de bètablokker stopgezet had en 21,1 % in de groep die de bètablokker voortgezet had (p van non-inferioriteit 0,44). Dat kleine verschil was toe te schrijven aan een lichte toename van het aantal cardiovasculaire ziekenhuisopnames in de groep die de bètablokker stopgezet had (18,9 vs. 16,6 %) en vooral dan bij de patiënten met hypertensie. Stopzetting van de bètablokkers bij die patiënten is dus niet onschuldig en het verdient veeleer aanbeveling de bètablokker voort te zetten.

STOP-or-NOT - Impact of renin-angiotensin system inhibitors continuation versus discontinuation on postoperative complications: a multicenter randomised, controlled trial

Matthieu Legrand - San Francisco, Verenigde Staten

Stopzetting van medicatie, vooral van remmers van het renine-angiotensinesysteem, voor niet-cardiale chirurgie is vaak een probleem. Dat punt betreft 25-30 % van de patiënten. De Franse auteurs van deze studie hebben 2222 patiënten gerandomiseerd naar stopzetting van die medicatie 48 uur voor chirurgie of voortzetting ervan. In beide groepen werd de behandeling zo snel mogelijk na de operatie hervat zodra de patiënt de medicatie per os kon innemen. De incidentie van het primaire eindpunt, een samengesteld eindpunt van overlijden en ernstige cardiovasculaire accidenten tijdens de eerste 28 dagen na de operatie, was vergelijkbaar in de twee groepen (22 %). De incidentie van hypotensie tijdens de chirurgie was hoger in de groep die de medicatie voortgezet had (54 % vs. 41 %). Die hypotensie duurde vaak echter maar enkele minuten en had geen gevolgen. Beide strategieën (stop- of voortzetting) lijken dus aanvaardbaar. Je kan verkiezen de medicatie stop te zetten als je je zorgen maakt over het risico op hypotensie, maar als je bang bent voor stopzetting van de medicatie of om praktische redenen, kan je ook beslissen de medicatie voort te zetten.

HOT LINE 2

The BedMed and BedMed-Frail randomised controlled trials - Effect of antihypertensive timing on mortality and morbidity

Scott Garrison - Edmonton, Canada

In deze pragmatische studie (BedMed) werden 3357 Canadese patiënten die minstens één antihypertensivum innamen, gerandomiseerd naar inname van de geneesmiddelen 's morgens of inname 's avonds. Het primaire eindpunt was de incidentie van ernstige cardiovasculaire accidenten. Na een gemiddelde follow-up van 4,6 jaar is er geen significant verschil vastgesteld (9,7 % bij inname 's avonds en 10,3 % bij inname 's morgens, p = 0,70). De opzet van de BedMed-Frail-studie was vergelijkbaar, maar is uitgevoerd bij 776 bejaarden (gemiddelde leeftijd 88 jaar) die in een woon-zorgcentrum verbleven. Die studie heeft vergelijkbare resultaten opgeleverd. De belangrijkste boodschap is dus: neem de medicatie in wanneer je ze het minst snel vergeet.

Meta-analysis of trials of antihypertensive medication bedtime dosing including individual-patient data from BedMed and BedMed-Frail

Ricky Turgeon - Vancouver, Canada

Deze meta-analyse (met inclusie van de vorige twee studies) heeft inname van antihypertensiva 's morgens en 's avonds vergeleken bij in het totaal 46 606 patiënten en is tot dezelfde conclusie gekomen. De aanbeveling is dan ook de medicatie eenmaal per dag in te nemen wanneer dat de patiënt het best uitkomt, ongeacht of dat 's morgens of 's avonds is.

GMRx2 - Efficacy and safety of a novel triple single pill combination

Anthony Rodgers - Sydney, Australië

Hypertensie wordt nog maar zelden behandeld met één geneesmiddel. Deze studie heeft de werkzaamheid van een combinatie van drie geneesmiddelen in één pil, namelijk telmisartan (een angiotensine II-receptorantagonist), amlodipine (een calciumantagonist) en indapamide (een diureticum) vergeleken. De auteurs hebben drie doseringen geëvalueerd: een kwart dosis, zijnde 10/1,25/0,625 mg, een halve dosis, zijnde 20/2,5/1,25 mg, en een standaarddosis, zijnde 40/5/2,5 mg. In de eerste studie werden 295 patiënten met hypertensie die geen of één antihypertensivum kregen en een systolische bloeddruk thuis van 130-154 mmHg hadden, na een wash-out van twee weken zonder medicatie in een 2-2-1-verhouding gerandomiseerd naar een kwart dosis, een halve dosis of een placebo. De bloeddruk was gemiddeld 138/86 mmHg. Na vier weken was de bloeddruk met 7,3 mmHg gedaald met een kwart dosis en met 8,2 mmHg met een halve dosis in vergelijking met de placebo. In het tweede deel van de studie werden 1385 patiënten met hypertensie (gemiddelde bloeddruk 142/85 mmHg) na een periode met een halve dosis van de drieledige pil gerandomiseerd naar verdere inname van een halve dosis van de combinatiepil of eender welke combinatie van de werkzame stoffen in halve dosis. Na zes weken werden de doseringen in alle groepen verdubbeld tenzij er een klinische contra-indicatie was. Na twaalf weken was de bloeddruk thuis lager in de groep die de drieledige pil innam dan in de drie andere groepen die een combinatie van twee werkzame stoffen innamen. De bloeddruk was onder controle (< 140/90 mmHg) bij 74 % van de patiënten die de combinatiepil innamen, bij 61 % van de patiënten die telmisartan- indapamide innamen, bij 61 % van de patiënten die telmisartan-amlodipine innamen, en slechts bij 53 % van de patiënten die amlodipine-indapamide innamen. De drievoudige pil is dus effectiever dan een bitherapie en zou dus kunnen helpen de huidige therapeutische inertie te doorbreken en verbetert allicht ook de therapietrouw.

QUADRO - A single 4-drug combination in hypertension

Stefano Taddei - Pisa, Italië

Patiënten met een therapieresistente hypertensie (die niet onder controle komt ondanks behandeling met drie antihypertensiva waaronder een thiazidediureticum en een goede therapietrouw) lopen een risico en vormen een grote therapeutische uitdaging. De studie is uitgevoerd bij patiënten met een systolische bloeddruk ≥ 140 mmHg bij klinische meting en ≥ 130 mmHg bij ambulante bloeddrukmeting ondanks inname van drie antihypertensiva (perindopril, indapamide en amlodipine). De patiënten werden gerandomiseerd naar een pil met vier werkzame stoffen (de bovenvermelde drie plus bisoprolol 10/2,5/5/5 mg) of voortzetting van de bestaande drievoudige combinatietherapie. Na acht weken was de systolische bloeddruk gemeten in de praktijk bij de 183 gerandomiseerde patiënten 8 mmHg lager met de viervoudige combinatietherapie. De controle bij ambulante bloeddrukmonitoring (< 130/80 mmHg) was ook beter (respectievelijk 51,2 % en 20,7 %). Er was geen significant verschil in bijwerkingen. Dat lijkt dus een doeltreffende oplossing die de therapietrouw kan verbeteren.

VERONICA-Nigeria - deliVERy of Optimal blood pressure coNtrol in afrICA

Dike Bevis Ojji - Abuja, Nigeria

De VERONICA-studie is uitgevoerd bij zwarte Afrikanen in drie klinieken voor gezinsgeneeskunde in Nigeria. De onderzoekers hebben een enkele pil bestaande uit telmisartan, amlodipine en indapamide (GMRx2), waarvan de dosering bij de consultaties in de kliniek aangepast werd, vergeleken met een controlegroep (protocol van Nigeria: sequentiële toediening van amlodipine en vervolgens losartan in stijgende doseringen en tot slot starten van hydrochloorthiazide). Bij de 300 gerandomiseerde patiënten was de bloeddrukcontrole beter met de combinatiepil dan met het standaardschema. Dat strookt met de resultaten die in grotere patiëntengroepen behaald zijn.

HOT LINE 4

ASSURE DES - Perioperative antiplatelet therapy in patients with coronary stents before non-cardiac surgery

Jung-Min Ahn - Seoel, Zuid-Korea

De huidige richtlijnen raden aan aspirine niet stop te zetten bij patiënten met een coronaire drug-eluting stent (DES) voor niet-cardiale chirurgie, maar het bewijsmateriaal ad hoc is beperkt. De onderzoekers hebben daarom 926 patiënten met een DES sinds meer dan één jaar (gemiddeld 6,3 jaar) gerandomiseerd naar voortzetting of stopzetting van de plaatjesaggregatieremmers vijf dagen voor chirurgie en hervatting binnen 48 uur. Er is geen verschil in het samengestelde eindpunt van overlijden, myocardinfarct, trombose van de stent of CVA in de periode gaande van vijf dagen voor tot een maand na de operatie vastgesteld tussen de twee groepen. Er heeft zich overigens maar zelden een van de items van het samengestelde eindpunt voorgedaan: bij drie patiënten in de groep met een plaatjesaggregatieremmer en bij vier in de andere groep, wat de kracht van de studie beperkt. In de groep waarin de plaatjesaggregatieremmer voortgezet werd, is een lichte stijging van het aantal lichte bloedingen vastgesteld, maar niet van het aantal grote bloedingen.

SWEDEGRAFT - No-touch vein grafts in coronary artery bypass grafting

Stefan James - Uppsala, Zweden

Bij coronaire chirurgie worden nog altijd saphena-enten gebruikt niettegenstaande de voordelen van arteriële overbruggingen. Een gerandomiseerde studie heeft de waarde van gebruik van aders die met een minimum aan trauma afgenomen werden ('no touch'-techniek), vergeleken met de conventionele techniek. Die 'no touch'-techniek bleek geen betere resultaten te geven, maar veroorzaakte wel meer complicaties in het desbetreffende been.

The TIGHT-K trial - Potassium supplementation and the prevention of atrial fibrillation after cardiac surgery

Benjamin O'Brien - Berlijn, Duitsland

De onderzoekers hebben in een studie bij 1690 patiënten het nut geëvalueerd van toediening van kaliumsupplementen na coronaire chirurgie om de plasmaconcentratie hoger te houden en het optreden van een atriumfibrillatie na de operatie tegen te gaan. Bij toediening van kaliumsupplementen bedroeg de incidentie van episoden van atriumfibrillatie van minstens 30 seconden 27,8 % als de supplementen toegediend werden aan patiënten met een serumkalium < 3,5 mEq/l, en 33,1 % bij toediening aan patiënten met een serumkalium < 4,5 mEq/l. Dat was het enige verschil.

HOT LINE 5

NOTION-3 - Percutaneous coronary intervention in patients undergoing transcatheter aortic valve implantation

Jacob Thomsen Loenborg - Kopenhagen, Denemarken

Deze studie heeft het nut van dilatatie van de kransslagaders onderzocht tijdens percutane inplanting van een aortaklep (TAVI). 455 patiënten met minstens één significant letsel van een kransslagader met een diameter van meer dan 2,5 mm werden gerandomiseerd naar een volledige revascularisatie boven op de TAVI (bij 74 % werd de dilatatie eerst uitgevoerd, bij 17 % tegelijkertijd en bij 9 % kort erna) of TAVI alleen. De incidentie van optreden van een van de items van het samengestelde eindpunt van overlijden, myocardinfarct en nood tot revascularisatie tijdens een gemiddelde follow-up van twee jaar bedroeg 26 % in de PCI-groep en 36 % in de groep waarin enkel een TAVI uitgevoerd was (daling van het risico met 29 %, p = 0,041). Bij die patiënten verdient een PCI dus aanbeveling in combinatie met de TAVI.

POPular PAUSE TAVI - Continuation or interruption of oral anticoagulation during TAVI?

Dirk Jan van Ginkel - Nieuwegein, Nederland

858 patiënten werden gerandomiseerd naar voorzetting van de orale antistollingstherapie (DOAC 82 %, vitamine K-antagonist 18 %) of stopzetting ervan minstens 48 uur voor de procedure. De incidentie van optreden van een van de items van een samengesteld eindpunt van cardiovasculaire sterfte, CVA, vasculaire complicatie of belangrijke bloeding tijdens de eerste 30 dagen na de TAVI bedroeg 16,5 % bij voorzetting van de antistollingstherapie en 14,8 % bij stopzetting ervan (p = 0,18). Bloedingen zijn opgetreden bij 31,1 % van de patiënten die de antistollingstherapie voortgezet hadden, en slechts bij 21,3 % van de patiënten die die behandeling stopgezet hadden. Voor een TAVI is het dus beter de antistollingstherapie op te schorten.

RHEIA - Transcatheter versus surgical aortic valve replacement in women with severe aortic stenosis

Hélène Eltchaninoff - Rouen, Frankrijk

Volgens deze gerandomiseerde studie uitgevoerd bij 443 vrouwen in Frankrijk is TAVI in die populatie beter dan chirurgie. De incidentie van optreden van een van de items van een samengesteld eindpunt van overlijden, CVA en nieuwe ziekenhuisopname wegens symptomen als gevolg van de procedure of optreden van hartfalen na één jaar was significant lager in de TAVI-groep (8,9 %) dan in de chirurgiegroep (15,6 %) (p = 0,03). Het verschil was vooral toe te schrijven aan een daling van het aantal nieuwe ziekenhuisopnames. Er werd vaker een pacemaker ingeplant in de TAVI-groep (8,8 vs. 3,3 %), maar het ziekenhuisverblijf na de initiële procedure was korter (4 vs. 9 dagen).

HOT LINE 6

STEEER-AF - Stroke prevention and rhythm control therapy

Dipak Kotecha - Birmingham, Verenigd Koninkrijk

Deze gerandomiseerde studie is uitgevoerd in 70 centra in 6 Europese landen om het effect van een opleiding inzake de Europese richtlijnen op de behandeling van patiënten met een atriumfibrillatie te evalueren. De centra van de opleidingsgroep kregen een gestandaardiseerde opleiding opgesteld door de ESC en uitgevoerd door nationale experts (onlineopleiding van meer dan 9 uur). De centra van de controlegroepen hebben hun gebruikelijke opleidingsprogramma gevolgd. Het primaire eindpunt was toepassing van de richtlijnen 6-9 maanden na de randomisatie. Bij de 1732 patiënten werden de richtlijnen voor herstel van ritmecontrole statistisch significant beter nageleefd (van 21,4 % naar 33,3 % in de interventionele groep versus van 20,5 % naar 22,9 % in de controlegroep), maar er is geen significant verschil vastgesteld in het naleven van de richtlijnen betreffende de preventie van CVA (van 63,4 % naar 67,5 % in de interventionele groep en van 58,6 % naar 60,9 % in de controlegroep). Dat kan dus zeker beter, maar roept ook vragen op over hoe de richtlijnen worden opgesteld, verspreid en geïmplementeerd …

OCEANIC-AF - Asundexian versus apixaban in patients with atrial fibrillation

Manesh Patel - Durham, Verenigde Staten

Het bloedingsrisico blijft een belangrijke uitdaging bij toediening van een antistollingstherapie aan patiënten met een atriumfibrillatie en heeft negatieve invloed op de therapietrouw. Factor XIa-remmers zouden minder bloedingen veroorzaken volgens de fase II-studie PACIFIC. Dat was echter veeleer een studie die de veiligheid van asundexian en apixaban heeft vergeleken bij 753 patiënten met atriumfibrillatie. In de OCEANIC-studie werden meer dan 14 000 patiënten gerandomiseerd naar asundexian 50 mg/d of apixaban in de gebruikelijke dosering voor evaluatie van hun werkzaamheid. De studie is voortijdig stopgezet wegens de hogere incidentie van CVA en embolieën in de asundexiangroep (1,3 % vs. 0,4 %). Wat het veiligheidscriterium betreft, hebben er zich minder belangrijke bloedingen voorgedaan in de asundexiangroep dan in de apixabangroep (respectievelijk 0,2 % en 0,7 %). Vervlogen hoop.

EPIC-CAD - Edoxaban monotherapy vs. dual antithrombotic therapy for atrial fibrillation and stable coronary arthery disease

Gi-Byoung Nam - Seoel, Zuid-Korea

De vraag blijft wat het beste therapeutische beleid op lange termijn is bij patiënten met een atriumfibrillatie en stabiel coronairlijden. Deze studie is uitgevoerd bij 1038 Zuid-Koreaanse patiënten met een AF en een hoog risico op CVA (CHA2DS2-VASc-score ≥ 2) en stabiel coronairlijden (indien eerdere revascularisatie: na 12 maanden wegens een acuut coronair syndroom en na 6 maanden wegens een chronisch coronair syndroom). Ze werden gerandomiseerd naar edoxaban in monotherapie (30 of 60 mg/d) of edoxaban plus een plaatjesaggregatieremmer (aspirine of clopidogrel). Het primaire eindpunt was een samengesteld eindpunt van overlijden, CVA, systemische embolie, myocardinfarct, niet-geplande revascularisatie en ernstige bloedingen gedurende een periode van een jaar. De incidentie van optreden van een van de items van het samengestelde eindpunt was 56 % lager met edoxaban in monotherapie dan met edoxaban plus een plaatjesaggregatieremmer. Het verschil was vooral toe te schrijven aan een daling van het aantal ernstige bloedingen met 66 %.

HOT LINE 7

FINEARTS-HF - Finerenone in heart failure with mildly reduced and preserved ejection fraction

Scott Solomon - Boston, Verenigde Staten

In de TOPCAT-studie waren de resultaten die met aldosteronremmers zoals spironolacton behaald werden bij patiënten met een hartfalen met gevrijwaarde LVEF, niet conclusief. Volgens een post-hocanalyse zouden ze echter gunstige effecten kunnen hebben in bepaalde subgroepen. Finerenon is een selectievere remmer van de mineralocorticoïdereceptor en is in deze studie onderzocht bij patiënten met hartfalen en een gevrijwaarde LVEF (≥ 40 %). De diagnose van hartfalen werd gesteld op grond van een verhoogde plasmaconcentratie van natriuretische peptiden en tekenen van structureel hartlijden. 6016 patiënten werden gerandomiseerd. Het primaire eindpunt was een samengesteld eindpunt van cardiovasculaire sterfte en verergering van het hartfalen. De incidentie van optreden van een van de items van dat eindpunt daalde significant met 16 % (p = 0,007). De overlevingscurven begonnen al snel uit elkaar te lopen, maar het verschil was vooral toe te schrijven aan een geringere verergering van het hartfalen. De ernstige bijwerkingen waren vergelijkbaar in de twee groepen. Zoals te verwachten was, was het risico op hyperkaliëmie groter met finerenon en daalde de incidentie van hypokaliëmie. Finerenon zou dus een tweede pijler kunnen worden bij de behandeling van HFpEF en HFmrEF naast SGLT2-remmers.

MRAs in heart failure - An individual patient data meta-analysis of randomised trials

Pardeep Jhund - Glasgow, Verenigd Koninkrijk

Deze meta-analyse heeft de effecten van mineralocorticoïdereceptorantagonisten geëvalueerd bij circa 14 000 patiënten met hartfalen (RALES, EMPASIS-HF, TOPCAT en FINEARTS-HF). De antagonisten verlaagden de cardiovasculaire sterfte en de incidentie van ziekenhuisopname wegens hartfalen met 23 %. Het effect was groter bij HFrEF dan bij HFmrEF en HFpEF. De cardiovasculaire sterfte daalde enkel in de studies bij patiënten met een HFrEF. Dat wijst er dus op dat een behandeling met een mineralocorticoïdereceptorantagonist overwogen kan worden in het hele spectrum van hartfalen, net zoals SGLT2-remmers.

FINE-HEART - Participant-level pooled analysis of finerenone in heart failure and chronic kidney disease trials

Muthiah Vaduganathan - Boston, Verenigde Staten

FINE-HEART is een vooraf gespecificeerde analyse van meerdere klinische fase 3-studies die het effect van finerenon op de cardiovasculaire en renale uitkomstmaten onderzocht hebben bij in het totaal 19 000 patiënten met hartfalen met een gevrijwaarde LVEF (FINEART-HF), nierinsufficiëntie of diabetes (FIDELIO-DKD2 en FIGARO-DKD3). Tijdens een gemiddelde follow-up van 2,9 jaar bedroeg de cardiovasculaire sterfte, het primaire eindpunt, 4,4 % in de finerenongroep en 5,0 % in de placebogroep, dus een daling met 11 %. Die was echter niet statistisch significant (p = 0,076). De totale sterfte was 11 % lager (p = 0,027) en de incidentie van ziekenhuisopname wegens hartfalen was 17 % lager (p < 0,001). De incidentie van optreden van een van de items van het samengestelde renale eindpunt was 20 % lager (p < 0,001). De incidentie van bijwerkingen was lager in de finerenongroep, maar de incidentie van hyperkaliëmie was hoger in die groep.

HOT LINE 8

SENIOR RITA - Older patients with non-ST segment elevation myocardial infarction randomised interventional treatment trial

Vijay Kunadian - Newcastle-Upon-Tyne, Verenigd Koninkrijk

Deze studie is uitgevoerd bij 1751 75-plussers met een NSTEMI. Bij die patiënten raden de Europese richtlijnen een invasieve behandeling aan. Na een gemiddelde follow-up van 4,1 jaar hebben de onderzoekers echter geen significante daling van het samengestelde eindpunt van cardiovasculaire sterfte en niet-fataal myocardinfarct waargenomen met de invasieve behandeling. 80 % van de patiënten was (pre)fragiel en meer dan 60 % had cognitieve problemen. De patiënten werden gerandomiseerd naar een invasieve behandeling met een coronariografie (uitgevoerd in 90 % van de gevallen) en zo nodig revascularisatie (uitgevoerd bij 50 % van de patiënten) of naar een secundaire preventie met plaatjesaggregatieremmers, statines, ACE-remmers en bètablokkers. De incidentie van latere revascularisatie was echter lager in de invasief behandelde groep dan in de conservatief behandelde (3,9 % vs. 13,7 %).

EARTH-STEMI - Complete vs. culprit-only revascularization in older STEMI patients

Gianluca Campo - Ferrara, Italië

In deze meta-analyse bij in het totaal 1733 75-plussers met een STEMI was de incidentie van cardiovasculaire accidenten tijdens een follow-up van vier jaar lager na complete revascularisatie dan na enkel revascularisatie van het verantwoordelijke letsel. Tijdens een langere follow-up correleerde een complete revascularisatie met een daling van de cardiovasculaire sterfte en de incidentie van myocardinfarct met 24 %, maar die analyse is uitgevoerd bij een kleiner aantal patiënten.

SCOFF - Fasting or no fasting before cardiac catherisation procedures

David Ferreira - Newcastle, Australië

Pragmatische vraag: moet men al dan niet nuchter zijn voor een hartkatheterisatie (coronariografie, angioplastiek) of voor inplanting van een pacemaker? Het primaire eindpunt was een samengesteld eindpunt van slikpneumonie, hypotensie, hypo- en hyperglykemie. Een van de items van dat samengestelde eindpunt heeft zich voorgedaan bij 19,1 % van de nuchtere patiënten en slechts bij 12,0 % van de andere patiënten. De patiënten waren meer tevreden als ze niet nuchter hoefden te blijven. Kers op de taart!

HOT LINE 9

STROKESTOP II - Randomised systematic NT-proBNP and ECG screening for atrial fibrillation among 75 year-olds

Katrin Kemp Gudmundsdottir - Stockholm, Zweden

Iedereen van 75-76 jaar in de streek van Stockholm werd uitgenodigd voor een massascreening in de hoop het risico op trombo-embolie te verlagen in vergelijking met een controlegroep die geen uitnodiging gekregen had. 6843 mensen die de uitnodiging ontvangen hadden (49 %), zijn daarop ingegaan. De deelnemers zonder voorgeschiedenis van atriumfibrillatie werden op grond van de NT-proBNP-spiegel (afkapwaarde 125 ng/l) in twee groepen ingedeeld: laag en hoog risico. In geval van een laag risico werd enkel een ecg afgenomen en in geval van een hoog risico werd een grondigere screening uitgevoerd. Bij 2,4 % van de deelnemers is een nieuwe diagnose van atriumfibrillatie gesteld. Na een gemiddelde follow-up van vijf jaar is geen verschil in de incidentie van trombo-embolie waargenomen tussen de groep die was uitgenodigd voor screening (ongeacht of ze al dan niet daarop zijn ingegaan), en de groep die geen uitnodiging had ontvangen. Daar is dus niet veel heil van te verwachten. De incidentie van optreden van atriumfibrillatie tijdens een periode van 5 jaar was tweemaal hoger in de subgroep met een BNP-spiegel > 125 ng/l, maar of screening bij die mensen nuttig is, moet nog bewezen worden.

GUARD-AF - ReducinG stroke by screening for UndiAgnosed atRial fibrillation in elderly inDividuals

Renato Lopes - Durham, Verenigde Staten

Een andere screening door middel van monitoring gedurende 14 dagen met een pleister is evenmin met succes bekroond. De screening werd uitgevoerd bij 11 905 70-plussers in Amerikaanse centra voor eerstelijnsgeneeskunde. De patiënten werden gerandomiseerd naar screening met een pleister of een gewone follow-up. Er zijn meer gevallen van atriumfibrillatie gediagnosticeerd in de screeninggroep (en in die groep werd dan ook vaker een antistollingstherapie gestart), maar dat resulteerde niet in een significante daling van het aantal ziekenhuisopnames wegens CVA. Op te merken is dat de follow-up werd ingekort wegens de covidepidemie en een lager aantal evenementen dan voorzien.

MIRACLE-AF - A Novel Model of IntegRAted Care of OLdEr Patients with Atrial Fibrillation in rural China

Minglong Chen - Nanjing, China

Bejaarden die op het Chinese platteland wonen, hebben problemen met hun behandeling als gevolg van hun lage scholingsniveau en de lange afstanden. De onderzoekers hebben 1039 patiënten gerandomiseerd naar een systeem van geïntegreerde zorg via telegeneeskunde dat specialisten en dorpsartsen met elkaar verbindt, of het gebruikelijke systeem. Het primaire eindpunt was het naleven van de ABC-follow-up: A: vermijd een CVA met een Antistollingstherapie, B: Betere controle van de symptomen en C: aanpak van de Cardiovasculaire risicofactoren en de Comorbiditeit. Een jaar later werd het ABC-protocol beter nageleefd in de telegeneeskundegroep (85,2 % vs. 20,8 %, p < 0,001). Dat resulteerde in een lagere incidentie van cardiovasculaire complicaties na drie jaar.

HOT LINE 10

SHAM-PVI - A randomised sham-controlled study of pulmonary vein isolation in symptomatic atrial fibrillation

Rajdip Dulai - Londen, Verenigd Koninkrijk

Dappere onderzoekers hebben deze studie uitgevoerd bij 140 patiënten in twee Engelse centra om na te gaan of er een placebo-effect meespeelt bij isolatie van de longaders als behandeling van atriumfibrillatie. De meeste patiënten hadden een persisterende atriumfibrillatie en 20 % een paroxismale. Na een follow-up van zes maanden was de incidentie van episoden van atriumfibrillatie duidelijk lager na isolatie van de longaders dan na een nepprocedure (met stimulatie van de nervus phrenicus om de ablatietechniek en een cardioversie na te bootsen) (van 78 % naar respectievelijk 18 % en 43 %). Ook de levenskwaliteit na zes maanden was beter.

SUPPRESS-AF - The efficacy of low-voltage-area ablation on atrial tachyarrhythmias recurrence in patients with persistent atrial fibrillation

Masaharu Masuda - Amagasaki, Japan

Isolatie van de longaders is een referentietechniek geworden bij de behandeling van patiënten met een persisterende atriumfibrillatie. Volgens een gerandomiseerde studie van één jaar bij 241 patiënten heeft het geen zin dat stelselmatig te combineren met ablatie van laagvoltagezones.

CRABL-HF - Cryoballoon vs Radiofrequency Ablation of AF in patients with Heart Failure

Kengo Kusano - Osaka, Japan

Atriumfibrillatie en hartfalen gaan vaak samen. In deze gerandomiseerde studie bij 110 patiënten met een LVEF ≤ 40 % en atriumfibrillatie is na een follow-up van een jaar geen verschil in werkzaamheid waargenomen tussen radiofrequentieablatie en ablatie met een cryoballon. Cryoablatie duurde echter minder lang en dan werd ook minder vloeistof toegediend tijdens de interventie. Dat zou dus de betere behandeling kunnen zijn bij die patiënten.

HOT LINE 11

OCCUPI - Optical coherence tomography-guided coronary intervention in patients with complex lesions

Kim Byeong-Keuk - Seoel, Zuid-Korea

In een studie bij 1604 patiënten met anatomisch complexe letsels hebben de onderzoekers een coronaire stent ingeplant op geleide van optische coherentietomografie (OCT). OCT genereert transversale en longitudinale beelden met licht in plaats van met X-stralen en de resolutie is duidelijk beter dan bij coronariografie. De patiënten werden in 20 centra in Korea gerandomiseerd naar inplanting op geleide van OCT of een coronariografie. Het primaire eindpunt was een samengesteld eindpunt van cardiale dood, myocardinfarct, trombose van de stent en revascularisatie binnen één jaar. De incidentie van dat eindpunt was 38 % lager in de OCT-groep. Optimaal gebruik van OCT zou dus de klinische resultaten bij een complexe coronaire angioplastiek kunnen verbeteren in vergelijking met een klassieke arteriografie.

INFINITY-SWEDEHEART - Percutaneous coronary intervention with a bioadaptor compared to a contemporary drug eluting stent- one year primary outcomes

David Erlinge - Lund, Zweden

De DynamX Bioadaptor is een nieuw concept van endovasculaire tutor dat tot doel heeft de gezondheid van de kransslagaders te herstellen via hemodynamische modulatie, met een zeker herstel van de pulsatiliteit en de compliance van de bloedvaten. In deze Zweedse, gerandomiseerde non-inferioriteitsstudie bij 2400 patiënten uitgevoerd in partnerschap met het registerprogramma SWEDEHEART hebben de onderzoekers die technologie op nieuwe coronaire letsels vergeleken met een klassieke drug-eluting stent (Resolute Onyx). De incidentie van TLF (target lesion failure, mislukking op de plaats van het targetletsel) na 12 maanden was respectievelijk 2,35 % en 2,77 % (p < 0,001). Er was onder andere een lagere incidentie van myocardinfarct in het gebied van het targetbloedvat (1,27 vs. 1,52 %) en minder revascularisatie van het targetletsel wegens ischemie (1,27 % vs. 1,52 %).

REC-CAGEFREE I - A noninferiority study of drug-coated balloon vs drug-eluting stent for de novo coronary artery lesions

Chao Gao - Hangzhou, China

Chinese onderzoekers hebben een non-inferioriteitsstudie uitgevoerd bij 2272 patiënten met een de novo niet-complex letsel na een geslaagde predilatatie van het targetletsel. Ze hebben daarbij dilatatie met een ballon ingestreken met een geneesmiddel vergeleken met plaatsing van een drug-eluting stent. Het primaire eindpunt was een samengesteld eindpunt van cardiale dood, myocardinfarct en revascularisatie van de targetletsels. De incidentie van het primaire eindpunt na twee jaar was 6,4 % in de ballongroep en 3,4 % in de stentgroep. Inplanting van een stent zou dus de referentie moeten blijven bij de behandeling van niet-complexe coronaire letsels.

HOT LINE 12

PROTEUS - A prospective randomised controlled trial evaluating the use of artificial intelligence in stress echocardiography

Ross Upton - Oxford, Verenigd Koninkrijk

EchoGo Pro levert een geautomatiseerde interpretatie van een stressechocardiografie gebaseerd op beeldanalyse door artificiële intelligentie. In een studie bij meer dan 2000 patiënten hebben de onderzoekers vastgesteld dat het nemen van een beslissing met behulp van artificiële intelligentie bij de selectie van patiënten voor coronariografie niet minder goed was dan de standaardwerkwijze. De onderzoekers hebben ook vastgesteld dat de waarde van de interpretatie afhing van de ervaring van de arts. Met artificiële intelligentie zouden alle artsen eenzelfde niveau van precisie kunnen bereiken, en dat zou ook nuttig kunnen zijn in de opleiding.

RAPIDxAI - Re-engineering the clinical approach to suspected cardiac chest pain assessment in the emergency department by expediting evidence to practice using artificial intelligence

Derek Chew - Clayton, Australië

Deze studie beschrijft het nut van artificiële intelligentie bij de diagnose en de behandeling van een myocardinfarct. De gerandomiseerde studie is uitgevoerd bij 14 131 patiënten in 12 Australische centra. Zes centra werden gerandomiseerd naar het nemen van een beslissing met behulp van artificiële intelligentie en de zes andere hebben hun gebruikelijke protocol gevolgd. De incidentie van een samengesteld eindpunt van cardiovasculaire sterfte, myocardinfarct en een nieuwe niet-geplande ziekenhuisopname wegens een cardiovasculair probleem na zes maanden was vergelijkbaar: 26,0 % vs. 26,4 %. De sterfte en de incidentie van myocardinfarct tijdens de eerste 30 dagen na ontslag uit het ziekenhuis waren lager bij de patiënten die de spoedafdeling direct hadden verlaten met de hulp van artificiële intelligentie, dan in de andere groep: 0,86 % vs. 1,1 %, p < 0,001.

WESTCOR-POC - Point of care versus centralised high-sensitivity cardiac troponin in the emergency department

Viola Thulin - Bergen, Noorwegen

Deze studie heeft een 'point of care' met een nieuwe zeer gevoelige test voor bepaling van het cardiale troponine na 0 en 1 uur vergeleken met een klassieke test uitgevoerd in het centraal laboratorium na 0 en 1 uur bij 1494 consecutieve patiënten met symptomen van een acuut coronair syndroom. De incidentie van een samengesteld eindpunt van overlijden, myocardinfarct en acute revascularisatie tijdens de eerste 30 dagen was vergelijkbaar: 11,4 % met de 'point of care' en 9,4 % met de test uitgevoerd in het centrale lab. Bij de patiënten die sneller door een arts werden gezien, was de duur van het verblijf op de spoedafdeling 15 minuten korter met de 'point of care' dan bij bepaling in het centrale lab. Om te kunnen genieten van de voordelen van zo'n 'point of care' moet men wel beschikken over een geschikte structuur en voldoende personeel.

Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciële doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.