BSC-congresverslag - sessie 8
Op donderdagnamiddag 8 februari ging op het BSCcongres de sessie van de Belgian Working Group on Heart Failure (BWGHF) door. Er werd een thema uitgewerkt dat wat afweek van het conventionele. Niet de grote doorbraakstudies (alhoewel) of een overzicht van de huidige richtlijnen stonden in de spotlights, maar wel een staalkaart van de huidige staat van hartfalenzorg in België en haar uitdagingen.
Common strengths and challenges in heart failure care across the Belgian health care system
Philippe Jr. Timmermans - Jessa ziekenhuis, Hasselt
In het eerste deel van deze sessie werden de resultaten van het project Heart Failure Clinic of the Future (HFCoF) voorgesteld. Dit project had als doel de werking van een hartfalenkliniek door te lichten om de - doorgaans onzichtbare - hordes die optimale hartfalenzorg in de weg staan te identificeren. De richtlijnen van de Europese Vereniging voor Cardiologie vormen de basis van het gebruikte HFCoF-framework, aangepast of vertaald naar een Belgische context door twee inhoudexperts. Met dit framework kon dan een onafhankelijke partij zelf-geïdentificeerde hartfalencentra bezoeken voor een individuele doorlichting. Daar werd een analyse gemaakt door kwantitatieve en kwalitatieve parameters door middel van opgevraagde data bij de ICT-dienst, een review van databases en doorgedreven interviews met verschillende betrokken partijen. Het primaire doel was om op de site zelf een beeld te krijgen van de sterktes en zwaktes van de hartfalendienst. Daarnaast werd een geconglomereerde dataset uitgewerkt om de huidige uitdagingen in het hartfalenlandschap te identificeren.
De data van de eerste 16 centra waren beschikbaar op het moment van de presentatie. 55 % van de deelnemers waren B3-centra, 25 % B2-centra, 15 % universitaire centra en 5 % B1. Met 15 %, 45 % en 40 % was er een evenwichtige verdeling tussen respectievelijk Brusselse, Vlaamse en Waalse centra. Samen zijn de deelnemende ziekenhuizen verantwoordelijk voor 18 % van de totale en 28 % van de acute ziekenhuisbedden in België. Het betreft dus een voldoende grote steekproef om uitspraken te doen over de algemene status van hartfalenzorg in België.
Over de sterktes kunnen we kort zijn: het volledige spectrum van diagnostische tools is voldoende beschikbaar, integratie van echocardiografie in de (hartfalen-)raadplegingen is voldoende ontwikkeld, en er is evidentie voor steeds meer ontwikkeling van checklists en vaste zorgstandaarden. Toepassing van de medische 'vier pijler'-therapie en beoordeling voor devicetherapie blijkt ook geen uitdaging meer te vormen.
Het is op zich interessant om te benoemen wat er goed verloopt in de klinische praktijk, maar belangrijker is de gemeenschappelijke uitdagingen aan te kaarten. Uit de HFCoF-analyse blijkt de belangrijkste tekortkoming het gebrek aan structurele verwijzingen vanuit eerste lijn en vanuit niet-cardiologiediensten in het ziekenhuis (figuur 1). Ook deelname aan cardiale revalidatie blijkt zeer moeilijk, met een participatiegraad van slechts 22 % na opname wegens decompensatie. Er bleek ook een groot verschil in klinische praktijk tussen hartfalen- en niet-hartfalencardiologen, met onder andere minder toepassing van add-on-behandelingen en afwijkingen van bestaande zorgpaden.
>Daarnaast blijkt er een beperkt gebruik te zijn van NT-proBNP als diagnostische/ therapeutische marker en een zeer heterogene uptake van telemonitoring bij patiënten met geïmplanteerde cardiale devices. Ook het aantal FTE-hartfalenverpleegkundigen bleek lager dan wenselijk. Dit viel te verwachten gezien het gebrek aan terugbetaling in België voor zowel de HF-biomarker, -telemonitoring als -verpleegkundige. Dat ondanks de immer groeiende wetenschappelijke evidentie voor deze modaliteiten, zoals bleek uit de tweede sessie in de namiddag.
Telemonitoring as a tool to avoid rehospitalization (where are we anno 2024?)
Jasper Brugts - Erasmus Rotterdam, Nederland
Als tweede spreker was Jasper Brugts, cardioloog aan het Nederlandse academische Erasmusziekenhuis aan de beurt. Als hoofdonderzoeker van de MONITOR-HF-studie, gepubliceerd in het vooraanstaande tijdschrift The Lancet vorig jaar, was hij dé uitgelezen persoon om een update te geven over de huidige stand van zaken inzake telemonitoring in hartfalen.
De MONITOR-HF-studie1 is een open-label gerandomiseerde studie uitgevoerd in Nederland. Tussen 2019 en 2022 werden 348 patiënten geïncludeerd. Inclusiecriteria waren NYHA-klasse III functionele status en minstens één eerdere hartfalenhospitalisatie, ongeacht het spectrum van ejectiefractie. De interventie betrof telemonitoring middels een pulmonalisdruksensor. Dit werd vergeleken met standaardopvolging met geplande klinische contacten. Het primaire eindpunt was een verbetering van kwaliteit van leven (gemeten met de Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire) op 12 maanden. De studie toonde een statistisch significante verbetering van de kwaliteit van leven op 12 maanden (+7 punten in de interventiegroep). Nog belangrijker, zeker vanuit het gezondheidseconomische aspect, is de reductie van 44 % in hartfalenrehospitalisaties in de interventiegroep. Dat is een bevestiging van eerdere studies met pulmonalisdruksensoren, die echter in een Amerikaanse setting werden uitgevoerd. Aangezien de Nederlandse populatie erg lijkt op de Belgische, kunnen de bevindingen van de MONITOR-HF-studie worden geëxtrapoleerd naar ons land.
Daarnaast gaf Jasper Brugts nog een overzicht van de overige gevalideerde telemonitoringmodaliteiten in hartfalen. Er zijn zowel invasieve (middels CRT of ICD) als niet-invasieve tools (bv. digitale weegschalen) om hartfalenpatiënten te volgen. Indicaties, fase van ziekteproces waar de verschillende telemonitoringmodaliteiten het best toegepast worden, en klinische resultaten werden mooi geïllustreerd tijdens de presentatie. De MONITOR-HF-studiegroep voerde ook een meta-analyse uit over telemonitoring. De resultaten werden simultaan gepubliceerd met de MONITOR-HF-trial maar dan in het European Heart Journal.2 Voor het eerst kon onomstreden worden aangetoond dat zowel hartfalenhospitalisaties als globale mortaliteit kon worden gereduceerd met telemonitoring. De auteurs bemerkten wel dat de modaliteiten nog zeer divers zijn, en standaardisatie van toepassing, opvolging en implementatie blijvend aandacht verdient. Zoals al aangehaald is telemonitoring helaas nog steeds niet terugbetaald in België. Hopelijk komt hier snel verandering in.
The development of a Belgian heart failure care path: what's the use?
David Derthoo - AZ Groeninge Kortrijk
Als laatste van de drie sprekers was cardioloog David Derthoo aan de beurt. Als initiatiefnemer en drijvende kracht kwam hij het eerste nationale hartfalenzorgpad voorstellen. Dit platform is ontstaan uit de onvervulde nood aan transmurale samenwerking voor de complexe zorg voor hartfalenpatiënten. Het is inderdaad niet eenvoudig om als niet-hartfalenarts of paramedicus het bos door de bomen te zien. Welke molecule voor welk type hartfalen, wanneer verwijzen voor devices, hoe zit het met de ijzerparameters, is een achteruitgang van de nierfunctie nu een alarmteken of niet, welke richtlijnen zijn van toepassing voor de Belgische patiënt (ESC, Domus Medica, andere, ...)? Als hartfalenarts worden we dagelijks bestookt met dezelfde vragen.
Vanuit de Belgian Working Group on Heart Failure werd het voorstel dan ook gesteund om een nationaal zorgpad op te stellen via een centrale website. Aangezien transmuraliteit en uniformiteit een must is, werden de collega's van Domus Medica mee aan boord gevraagd voor dit project.
De website zelf is momenteel nog in opbouw, maar de eerste pagina's zijn al af. Collega Derthoo demonstreerde alvast de lay-out van de webpagina, die opgebouwd is voor zorgverleners, paramedici en patiënten en hun familieleden. Een greep uit de verschillende pagina's kan u als screenshot hiervoor vinden.
In de loop van 2024 zal de website worden gefinaliseerd. De leden van de Belgian Working Group on Heart Failure zullen dan lokaal de collega's cardiologen en huisartsen informeren en het zorgpad implementeren. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd!
Tot slot was er nog de voorstelling van het beste abstract. Lotte Colson, verbonden aan de VUB kwam haar werk getiteld 'Post-diuretic spot urine sodium assessment in acute heart failure: a retrospective analysis' voorstellen. Het concept van meten van diuretische respons is niet nieuw, maar data die klinische outcome en urinaire indices met elkaar verbinden is nog in volle uitbouw. De omstandelijke analyse van het urinaire natrium bij acuuthartfalenpatiënten bleek in haar exposé nog niet onomstotelijk gecorreleerd te zijn met harde klinische eindpunten. Er moet worden bemerkt dat het een retrospectieve analyse was, en dat verschillende prospectieve gerandomiseerde studies gekoppeld met een 'diuretisch algoritme' net afgerond of nog lopende zijn. Het blijft dus uitkijken tot alle wetenschappelijke output in dit domein beschikbaar is. Misschien iets voor het BSC-congres in 2025?
Referenties
- Brugts, J.J., Radhoe, S.P., Clephas, P.R.D., Aydin, D., van Gent, M.W.F., Szymanski, M.K. et al. Remote haemodynamic monitoring of pulmonary artery pressures in patients with chronic heart failure (MONITORHF): a randomized clinical trial. Lancet, 2023, 401 (10394), 2113-2123.
- Scholte N.T.B., Gürgöze, M.T., Aydin, D., Theuns, D.A.M.J, Manintveld, O.C., Ronner, E. et al. Telemonitoring for heart failure: a metaanalysis. Eur Heart J, 2023, 44 (31), 2911-2926.
Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciƫle doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.