NL | FR
Eénpilcombinatietherapie op maat van het patiëntenprofiel: een stap in de richting van precisiegeneeskunde
  • Tine De Backer 

ESH-congresverslag 2023

Hypertensie blijft de hoofddoodsoorzaak van premature dood wereldwijd. Verschillende antihypertensiva zijn beschikbaar waarbij er moet worden gestreefd naar een maximaal voordeel voor elke individuele patiënt.

C. Borghi (Universiteit van Bologne, Italië), startte met de trends, van 1990 tot 2019, in het aantal mensen met gediagnosticeerde, behandelde en gecontroleerde hypertensie wereldwijd en per regio (figuur 1, figuur 2). Ondanks een vrij stabiele globale prevalentie van hypertensie, verdubbelde het absolute aantal mensen met hypertensie, 30-79 jaar oud, van 331 miljoen (95 % BI 306-359) vrouwen en 317 (292-344) miljoen mannen in 1990 naar 626 (584-668) miljoen vrouwen en 652 (604-698) miljoen mannen in 2019 ten gevolge van groei en veroudering van de bevolking (figuur 1). In diezelfde trend, ondanks verbetering in detectie, behandeling en controlerates, hadden meer mensen in 2019 dan in 1990 geen effectieve controle van de bloeddruk vanwege de grote toename in het aantal mensen met hypertensie.

De redenen voor de slechte bloeddrukcontrole in de praktijk zijn heterogeen en omvatten een zwakke identificatie van deze patiënten, incorrect gebruik van medicatie, onderdosering van de medicijnen, slechte therapietrouw en het niet volhouden van de therapie en te weinig gebruik van geneesmiddelencombinaties.

Een grote Italiaanse studie in Lombardije evalueerde het gebruik van antihypertensieve combinatietherapie als initiële en als volgende therapeutische stap bij personen van 40 jaar en ouder bij wie een antihypertensieve therapie was opgestart in 2012, 2015 en 2018. De behandelingsstrategie (monotherapie en combinatietherapie van twee, drie en meer dan drie antihypertensiva) werd geëvalueerd bij de start, en na zes maanden, een, twee, en drie jaar behandeling. Monotherapie was de meest frequente initiële strategie (75 %), gevolgd door twee antihypertensiva in een éénpilcombinatie (16 %), twee pillen in vrije combinatie (6 %), en een combinatie van minstens drie antihypertensiva (3 %). Het gebruik van twee en drie of meer antihypertensiva nam toe gedurende de opvolging en was aanwezig in 32 % (twee antihypertensiva) en 11 % (> twee antihypertensiva) van de patiënten drie jaar na de start van de behandeling. Als een combinatie van twee antihypertensiva werd voorgeschreven, was een éénpilcombinatie vaak standaard, terwijl een éénpilcombinatie van drie antihypertensiva heel zeldzaam was. De data toonden zo dat in een real-life populatie het gebruik van antihypertensieve combinatietherapie eerder laag was en dat er geen significante toename merkbaar was over de laatste jaren.

Een Zweedse, dubbelblinde, cross-over, gerandomiseerde, gecontroleerde studie onderzocht de waarde van het gebruik van specifieke antihypertensiva voor specifieke patiënten om zo een maximaal gunstig bloeddrukverlagend effect te bekomen bij mannen en vrouwen met graad 1 hypertensie en met een laag cardiovasculair (CV) risico. Elke deelnemer werd gerandomiseerd behandeld met vier verschillende klassen antihypertensiva (lisinopril, candesartan, hydrochloorthiazide, amlodipine), en met herhaalde behandeling voor twee klassen. De bloeddrukrespons op de verschillende antihypertensiva varieerde significant tussen de verschillende deelnemers, met name voor de keuze lisinopril vs. hydrochloorthiazide, lisinopril vs. amlodipine, candesartan vs. hydrochloorthiazide, en candesartan vs. amlodipine. Deze gepersonaliseerde behandeling kon een additionele 4,4 mmHg verlaging van de systolische bloeddruk bewerkstelligen, wat pleit voor een gepersonaliseerde aanpak.1

O. Berwanger (The George Institute for Global health, Imperial College London, VK) ging dieper in op de aanpak van hypertensieve patiënten met diabetes en stelde de vraag of RAAS/diuretica-combinaties de basis zijn van de behandeling. Een meta-analyse van 147 gerandomiseerde studies toonde duidelijk een gunstig effect van alle hoofdklassen van antihypertensiva (thiaziden, bètablokkers, angiotensineconverterende- enzymeinhibitoren [ACE-i], angiotensinereceptorblokkers [ARB] en calciumkanaalblokkers [CCB]) tegenover placebo met een risicoratio (RR) van 0,85 (0,81-0,89) voor coronairlijden en een RR van 0,73 (0,66-0,80) voor herseninfarct. Analyse per klasse toonde vooral een significant effect voor thiaziden, ACE-i en CCB.2

In de ADVANCE-studie reduceerde perindopril/indapamide vergeleken met placebo bij patiënten met type 2 diabetes mellitus (DM) het primaire eindpunt van majeure macrovasculaire of microvasculaire events met 9 % (HR 0,91, 0,83-1,00) (p = 0,04). De CV mortaliteit werd met 18 % (HR 0,82, 0,68-0,98) en de mortaliteit door alle oorzaken met 14 % (HR 0,86, 0,75-0,98) (p = 0,03 voor beide) gereduceerd.3

Wanneer men de evidentie van ACE-igebaseerde regimes vergelijkt met de evidentie van ARB-gebaseerde regimes bij patiënten met hypertensie en prediabetes of diabetes tonen ACE-i een significante renale (-21 %) en cardiovasculaire (-18 %) bescherming terwijl ARB's een significante renale (-5,5 tot -20 %) bescherming tonen, maar geen cardiovasculaire berscherming.4

Een analyse van vier grote prospectieve observationele studies (ACES, FORTISSIMO, FORSAGE, PICASSO) toonde aan dat de éénpilcombinatie perindopril/indapamide leidde tot een vlotte en effectieve bloeddrukdaling in hypertensieve patiënten met type 2 DM, obesitas of metabool syndroom. Deze combinatie was ook veilig en metabool neutraal in deze patiëntengroepen.5

Een individuele-patiëntendata (IPD) meta-analyse toonde aan dat een systolische bloeddruk (SBP)-verlaging van 5 mmHg leidde tot een daling van majeure cardiovasculaire events zowel in mensen met diabetes (HR 0,94, 0,91-0,98) als zonder diabetes (HR 0,89, 0,87-0,92).6

De veel bediscussieerde SPRINT-interventietrial toonde aan dat een meer intense bloeddrukdaling in ouderen zonder diabetes gepaard ging met een significante reductie in het primaire samengestelde eindpunt van CV dood, niet-fataal herseninfarct, niet-fataal myocardinfarct (MI), niet-fataal acuut coronair syndroom (ACS) (ander dan MI) en hospitalisatie voor hartfalen (HR 0,75, 0,64-0,89) voornamelijk gedreven door daling in hartfalen (HR 0,62, 0,45-0,84) en CV dood (HR 0,57, 0,38-0,85).7

De ACCORD-trial kon geen significante reductie in het primaire samengestelde eindpunt van CV dood, niet-fataal herseninfarct en niet-fataal MI (HR 0,88, 0,73-1,06) aantonen van intensieve versus standaard bloeddrukdaling bij patiënten met type 2 DM, wel een reductie in niet-fataal herseninfarct (HR 0,63, 0,41-0,96) en alle herseninfarcten (HR 0,59, 0,39-0,89).8

In tabel 1 worden de beide studies met elkaar vergeleken waarbij bepaalde studiespecifieke kenmerken een verklaring kunnen zijn voor de verschillende uitkomsten. De combinatie van de beide studiedata ACCORD en SPRINT toont met de intensieve behandeling ten opzichte van de standaardbehandeling een significante daling van de primaire uitkomst met 19 % (RR 0,81, 0,72-0,92).9

Het effect van intensieve bloeddrukcontrole versus standaard bloeddrukcontrole op klinische uitkomsten bij SPRINT-verkiesbare ACCORD-BP-patiënten toonde een significante reductie van het primaire eindpunt van CV dood, niet-fataal MI, niet-fataal herseninfarct, revascularisatie en hartfalen (HR 0,79, 0,65-0,96; p = 0,02).10

Een nieuw opgezette gerandomiseerde studie, de OPTIMAL-DIABETES-trial, zal bij 9 479 patiënten met een leeftijd van ≥ 50 jaar met DM en hoog CV risico (klinische of subklinische cardiovasculaire ziektes of 10-jaar risicoscore van minstens 20 %) het effect nagaan van intensieve bloeddrukdaling (SBP-streefwaarde < 120 mmHg) versus standaard bloeddrukdaling (SPB-streefwaarde < 140 mmHg) op het primaire samengestelde eindpunt van CV dood, niet-fataal herseninfarct, niet-fataal MI, niet-fataal ACS en hospitalisatie voor hartfalen. De behandeling bestaat bij voorkeur uit perindopril/indapamide/amlodipine.

Samengevat, er is een log-lineaire relatie tussen bloeddrukwaarden en het risico op majeure CV events en het risico is meer uitgesproken bij patiënten met DM. Vastedosiscombinaties van twee of drie antihypertensiva (omvattend thiazide- achtige diuretica, ACE-i en CCB's) zijn een effectieve en goed verdragen behandelingsoptie voor het initiële of vroege beleid van hypertensie bij patiënten met (pre-)diabetes. De OPTIMAL-DIABETES-trial zal verdere evidentie leveren over de optimale bloeddrukstreefwaarden in patiënten met hypertensie en diabetes.

V. Cunha (Hospital Garcia de Orta, Portugal) vervolgde met de aanpak van hypertensie én dyslipidemie om het cardiovasculaire risico te doen dalen. De globale ziektelast van hypertensie (> 1,3 miljard wereldwijd) en dyslipidemie (> 1,8 miljard wereldwijd) is enorm groot. Beide komen zo vaak samen voor dat men soms spreekt over 'lipitension'.11 In real life is de controle van bloeddruk en LDL-cholesterol zwak. Beide moeten worden herkend en grondig aangepakt om zo toekomstige cardiovasculaire events te voorkomen. Zoals de controle van hypertensie onvoldoende is, toonde de International ChoLesterol management Practice Study (ICLPS) aan dat slechts 25 % van de hoog- en zeerhoogrisicopatiënten een gecontroleerde LDL-cholesterol heeft ondanks behandeling.12 Ook EUROASPIRE V toonde vrij hoge cijfers van ongecontroleerde cardiovasculaire risicofactoren in zowel primaire als secundaire preventie (figuur 3).

De INTERHEART-studie (case-control studie)13 toonde aan dat individuele risicofactoren het totale CV risico tweeà driemaal doen stijgen, terwijl de co-existentie van hypertensie, diabetes, dyslipidemie en roken in één individu leidt tot een twintigmaal verhoogd CV risico. Ondanks de goede evidence-based geneeskunde, zijn we toch nog ver af van de bloeddruk en LDL-cholesterolstreefwaarden. Dit is multifactorieel bepaald en onder andere te vinden in de volgende punten. De gezondheidsvaardigheden van de bevolking zijn vrij laag en we moeten patiënten deze vaardigheden aanleren door onder andere beter met hen te communiceren. Therapietrouw is laag en we moeten patiënten tips geven en mee actief betrekken in hun behandeling. Medische inertie is een groot struikelblok in het niet behalen van de streefwaarden. Als arts moeten we proactief optreden, de evidentie kennen en toepassen. Vervolgens werd dieper ingegaan op therapietrouw voor langetermijnbehandelingen. De effectiviteit van therapietrouw beïnvloedt sterk de effectiviteit van de interventie. Daarom kan het verhogen van therapietrouw een grotere impact hebben op de gezondheid dan gelijk welke verbetering in een specifieke medische behandeling. Feiten tonen aan dat de helft stopt met inname van antihypertensiva na één jaar en de globale prevalentie van niet-therapietrouw aan antihypertensiva bedraagt 27 % tot 40 %.14 Meer dan de helft van de patiënten behandeld voor dyslipidemie heeft behandelingsonderbrekingen van meer dan 90 dagen.15 Complexe medicatiebehandelingen, falen van de behandeling, de tijd tot een gunstig effect bekomen wordt en bijwerkingen dragen allemaal in belangrijke mate bij tot het niet therapietrouw zijn.16 éenpilcombinaties (SPC) zowel voor bloeddruk als voor cholesterol kunnen therapietrouw helpen verbeteren (70-90 % adherence rate vs. 40-50 %).17, 18 Hypertensie en dyslipidemie moeten worden benaderd en aangepakt door de huisarts, internist, cardioloog, nefroloog, endocrinoloog, ... Verschillende studies (UMPIRE, KANYINI-GAP, IMPACT, FOCUS) bevestigen ook de waarde van de polypil (bloeddruk en LDL) in de behandeling van patiënten met cardiovasculaire ziekte of met een hoog CV risico, met toename in therapietrouw. Een gepoolde analyse van de ADVANCE, EUROPA, en PROGRESS trials evalueerde de CV outcomes in 29 463 patiënten met vasculair lijden behandeld met perindopril-gebaseerde regimes versus placebo. Het primaire eindpunt omvatte CV mortaliteit, niet-fataal MI en beroerte. Na vier jaar opvolging was de cumulatieve eventvrije overleving het hoogst in de statine/perindopril-groep en het laagst in de niet-statine/placebogroep (91,2 % vs. 85,6 %, respectievelijk, p < 0,001). Bij statinegebruikers (aangepaste hazard ratio [aHR] 0,87, 95 % BI 0,77-0,98) en niet-statine gebruikers (aHR 0,80, 95 % BI 0,74-0,87), bleef een perindopril-gebaseerd regime geassocieerd met een significant lager risico op het primaire eindpunt versus placebo.19 De Brisighella Heart Study (BHS) (542 hypertensieve patiënten met een matig tot zeer hoog CV risico geëvalueerd in drie epidemiologische surveys tussen 2012 en 2020) evalueerde onder andere het langetermijneffect van de simultane behandeling van hypertensie en hypercholesterolemie met ACE-i en statines op het optreden van majeure cardiovasculaire events (MACE) en andere klinische uitkomsten. Over een periode van acht jaar daalde het risico, op MACE met 9 % (HR 0,91 0,84-0,99) in de ACE-i + statinegroep en met 18 % (HR 0,82 0,75-0,91) in de perindopril+ atorvastatinegroep, al dan niet met een CCB versus ACE-I al dan niet met een CCB zonder statine (Ref. HR 1). Gecombineerde behandeling met ACE-i en statines bij hypertensieve patiënten reduceert significant het risico op het ontwikkelen van cardiovasculaire ziektes in vergelijking met een behandeling met ACE-i alleen.20 In een stap verder voegde men aspirine toe aan de combinatie statine-ACE-i, en de polypil was geboren. Een IPD meta-analyse omvattende 18 162 patiënten zonder cardiovasculaire ziektes (primaire preventie, met een geschat 10-jaarsrisico op cardiovasculaire ziektes van 17,7 %) en opgevolgd gedurende gemiddeld vijf jaar (data van drie grote RCT's: TIPS-3, HOPE-3, Polyran), vergeleek het effect van combinatietherapie met aspirine en combinatietherapie zonder aspirine versus placebo of niet-farmacologische therapie op het optreden van cardiovasculaire ziektes. Het relatieve risico op cardiovasculaire ziektes totaal en op elke component van het primaire eindpunt (acuut MI, revascularisatie, beroerte en CV dood) daalde in de vastedosis-combinatiegroep met 38 % ten opzichte van de controlegroep (HR 0,62, 95 % BI 0,53-0,73, p < 0,0001). Deze significante reducties in de primaire uitkomsten werden gezien voor de vastedosiscombinaties zowel met als zonder aspirine, met grotere reducties voor de therapie met aspirine. Deze behandelingseffecten werden gezien onafhankelijk van het niveau van de cardiometabole risicofactoren. Gastro-intestinale bloeding kwam weinig voor maar was iets frequenter in de vastedosiscombinatie met aspirinegroep vs. controlegroep (0,4 % vs. 0,2 %, p = 0,15). Andere bloedingen waren eveneens weinig frequent en verschilden niet significant tussen de groepen. Combinatiebehandelingsstrategieën met vaste dosis verminderen hart- en vaatziekten, MI, beroerte, revascularisatie en cardiovasculaire sterfte aanzienlijk bij primaire preventie van hart- en vaatziekten. Deze voordelen zijn consistent, ongeacht cardiometabole risicofactoren.21

Kleine reducties kunnen leiden tot grote veranderingen in risico; hoe vroeger en langer, hoe beter. Er bestaat momenteel geen harde aanwijzing voor een J-curve voor LDL-cholesterol. Met de SCORE-2-kaart voor ogen is bloeddrukinterventie en LDL-interventie gunstig in alle CV risicocategorieën. Barrières ten aanzien van éénpilcombinaties en de polypil kunnen hun gebruik vertragen of bemoeilijken. Patiënten kunnen weigerachtig staan tegenover nieuwe benaderingen, schrik hebben voor bijwerkingen of wat er kan gebeuren bij het stoppen met de pil en sommige patiënten blijven terughoudend tegenover statines. De SPC bevorderen zeker de therapietrouw en men ziet hiermee minder vergeten innames. Echter, één vergeten inname betekent wel een vergeten inname van alle componenten. De arts kan onvoldoende kennis hebben van of vertrouwd zijn met de nieuwe behandelingsstrategie of vinden dat er niet voldoende flexibele doseercombinatiemogelijkheden voorhanden zijn waardoor een zeker inertie blijft bestaan. Gezondheidssysteemregulaties kunnen mee een rol spelen in de verdeling van nieuwe behandelstrategieën. Zoals voor HIV, TBC, zijn SPC's in het kader van CV preventie welkom op de WHO-lijst van essentiële medicaties. Het is tijd om te gaan voor een vroege en voldoende diepgaande aanpak van CV risicofactoren om de globale morbiditeit en mortaliteit te doen dalen. SPC/polypil zijn efficiënt in bloeddruk- en LDL-cholesterolcontrole en het bevorderen van de therapietrouw. Het is niet dat we hiervoor nog veel meer wetenschappelijke evidentie nodig hebben, we moeten het vooral correct en gepast implementeren.

C. Tsioufis (Universiteit van Athene, Hippocration Hospital, Griekenland) eindigde de sessie met de te verkiezen combinaties in de behandeling van de hypertensieve patiënt met coronairlijden (CAD) en deed dit aan de hand van casuïstiek. Onder de chronische coronaire syndromen zijn er zes frequente scenario's in de ambulante kliniek: 1) vermoed CAD met stabiele angor- en of dyspneuklachten, 2) nieuw onset hartfalen of linkerventrikeldisfunctie en vermoed CAD, 3) stabiele patiënten < 1 jaar na een ACS of patiënten met een recente revascularisatie, 4) patiënten > 1 jaar na diagnose van CAD of revascularisatie, 5) patiënten met angor en vermoed vasospastisch microvasculair lijden, en 6) asymptomatische personen bij wie CAD ontdekt wordt bij screening. Patiënten hebben vaak meerdere comorbiditeiten: 2 op 3 patiënten met hypertensie hebben een comorbiditeit en 2 op 3 patiënten met een comorbiditeit hebben hypertensie. Van de hypertensieve populatie heeft 49 % dyslipidemie, 29 % heeft diabetes mellitus, en 60-70 % heeft overgewicht of obesitas. Van de populatie met dyslipidemie heeft 64 % hypertensie, 16 % diabetes mellitus, en 51 % overgewicht of obesitas. Van de populatie met type 2 DM heeft 75 % hypertensie, 30-60 % dyslipidemie en 90 % overgewicht of obesitas.

De studie Hellenic Cardiorenal Morbidity Snapshot (HECMOS) (923 patiënten opgenomen in 55 cardiologiediensten op 3 maart 2022) vond bij de hypertensieve patiënten geassocieerd hartfalen in 69 %, DM in 77 %, atriumfibrillatie in 74 % en CNI in 76 %.22 Patiënten met hypertensie en bewezen CV of renale ziekte hebben sowieso een heel hoog CV risico. Levensstijlaanpassingen, optimale farmacologische behandeling, waaronder behandeling van hypertensie en eventueel revascularisatie onder vorm van PCI/CABG zijn de drie pijlers in het beleid van hypertensieve patiënten met chronisch coronairlijden. Bij de CAD-patiënt zijn de streefwaarden van de bloeddruk in het kabinet een SBP van 130 mmHg of lager indien getolereerd en een diastolische bloeddruk (DBP) van < 80-70 mmHg. Moet de J-curve van bloeddruk en CV uitkomsten in beschouwing worden genomen? De CLARIFY-onderzoekers toonden in een internationale cohortstudie van 22 767 patiënten met chronisch coronairlijden en behandelde hypertensie na een mediale opvolging van vijf jaar een verhoogd risico op het samengestelde eindpunt van CV dood, MI en herseninfarct vanaf een SBP < 120 mmHg (aangepaste HR 1,56) en een SBP > 145 mmHg (aangepaste HR 1,51) en vanaf een DBP < 70 mmHg (aangepaste HR 1,41) en een DBP > 90 mmHg (aangepaste HR 3,72).23

De hypertensierichtlijnen adviseren bij de behandeling van hypertensie en CAD een initiële duale therapie met een ACE-i of ARB + β-blokker of CCB, of CCB + diureticum of β-blokker, of β-blokker + diureticum. Indien dit onvoldoende effect heeft, wordt een triple combinatie van de bovengenoemde klassen aanbevolen. Indien resistente hypertensie, wordt het toevoegen van spironolacton 25-50 mg per dag aanbevolen (of een ander antihypertensivum; eventueel overwegen van verwijzing naar specialistisch centrum voor verdere onderzoeken). In de keuze voor een RAAS-blokker bij hypertensie en CAD gaat de voorkeur naar een ACE-i (zie de studies SOLVD, SAVE, AIRE, TRACE, SMILE, HOPE, EUROPA) en bij intolerantie voor ACE-i, een ARB. ACE-i reduceren mortaliteit, MI, herseninfarct en hartfalen bij patiënten met LV-disfunctie, vaatlijden en diabetes. In het kader hiervan worden ACE-i aanbevolen voor de behandeling van patiënten met CAD en hypertensie, verminderde linkerventrikelfunctie (EF < 40 %), diabetes en CKD, tenzij er contra-indicaties bestaan.

De observationele PRIDE-studie onderzocht de effectiviteit van de éénpilcombinatie bisoprolol/perindopril op bloeddrukcontrole en symptomen van angina in patiënten met hypertensie en een voorgeschiedenis van MI. Toevoegen van bisoprolol/perindopril SPC was na drie maanden geassocieerd met een significante daling van SBP en DBP (- 24,9/- 12,2 mmHg) en hartfrequentie (- 14,1 bpm) (P < 0,001), met reeds een zichtbaar effect op één maand. Dit betekende dat 69,8 % van de patiënten op één maand en 95,9 % van de patiënten op drie maanden de bloeddrukstreefwaarde van < 140/90 mmHg bereikten. Daarnaast zag men ook minder aanvallen van angina pectoris en minder gebruik van kortwerkende nitraten. Bisoprolol/ perindopril SPC werd ook goed verdragen waarbij deze effectieve behandeling als een waardige behandelingsoptie in de routinepraktijk voor CAD-patiënten wordt beschouwd.24

Een observationele studie in hypertensieve patiënten met CAD toonde aan dat ook een vaste combinatie (FDC) van perindopril/amlodipine gedurende vier maanden de SBP en DBP significant doet dalen waarbij > 80 % van de patiënten een gecontroleerde bloeddruk bereikte met een goede tolerantie en een hoge graad van therapietrouw.25

De PAPA-CAD-studie toonde aan dat de perindopril/amlodipine-combinatie cardiobeschermende effecten had in patiënten met stabiele CAD met verbetering in CCS-klasse na zes maanden, verbetering met 24,4 % in inspanningscapaciteit. Deze gunstige effecten op het CV systeem werden toegeschreven aan het bloeddrukverlagende effect, effect op de vasculaire weerstand en directe CV beschermende effecten.26 In het beleid van patiënten met chronisch coronairlijden wordt het gebruik van SPC's meer en meer naar voren geschoven met het oog op het verbeteren van therapietrouw en indien mogelijk ook verbeteren van uitkomsten.27 Ook al zullen morgen digitale oplossingen, AI incluis, behandelingen mogelijk verbeteren of multi-morbiditeiten helpen voorkomen, vandaag is het bevorderen van therapietrouw met vastedosiscombinaties de beste oplossing om uitkomsten te verbeteren en kosten te verlagen van een multi-morbiditeitenzorg.28

De behandelende arts moet als het ware meegaan met de pil, met name de arts moet positieve emoties mobiliseren bij de patiënt om de therapeutische doelen te bereiken via motivatie, vertrouwen, hoop en empathie. Behandel de patiënt, niet de aandoening.

Een succesvol recept voor de hypertensieve patiënt met CAD bestaat uit een geschikte geïndividualiseerde behandeling, een gemotiveerde therapietrouwe patiënt, een intense behandeling binnen de streefwaarden. Een combinatie van een RAAS-blokker (bij voorkeur ACE-i) en β-blokker is effectief en succesvol in de meeste patiënten profielen terwijl een RAAS-blokker en CCB zich leent in meer specifieke patiëntenprofielen.

Referenties

  1. Sundström, J., Lind, L., Nowrouzi, S., Hagström, E., Held, C., Lytsy, P. et al. Heterogeneity in Blood Pressure Response to 4 Antihypertensive Drugs: A Randomized Clinical Trial. JAMA, 2023, 329 (14), 1160-1169
  2. Law, M.R., Morris, J.K., Wald, N.J. Use of blood pressure lowering drugs in the prevention of cardiovascular disease: metaanalysis of 147 randomised trials in the context of expectations from prospective epidemiological studies. BMJ, 2009, 338.
  3. Patel, A., ADVANCE Collaborative Group, Chalmers, J., Neal, B., Woodward, M., Billot, L. et al. Effects of a fixed combination of perindopril and indapamide on macrovascular and microvascular outcomes in patients with type 2 diabetes mellitus (the ADVANCE trial): a randomised controlled trial. The Lancet, 2007, 370 (9590), 829-840.
  4. García-Donaire, J.A., Segura, J., Cerezo, C., Ruilope, L.M. A review of renal, cardiovascular and mortality endpoints in antihypertensive trials in diabetic patients. Blood Press, 2011, 20 (6), 322-334.
  5. Farsang, C., Andras Dézsi, C., Brzozowska- Vilatte, R., De Champvallins, M., Glezer, M., Karpov, Y. Beneficial Effects of a Perindopril/ indapamide Single-Pill Combination in Hypertensive Patients with Diabetes and/ or Obesity or Metabolic Syndrome: A Post Hoc Pooled Analysis of Four Observational Studies. Adv Ther, 2021, 38 (4), 1776-1790.
  6. Nazarzadeh, M., Bidel, Z., Canoy, D., Copland, E., Bennett, D.A., Dehghan, A. et al. Bloodpressure- lowering treatment for prenvetion of majore cardiovascular diseases in people with and without type 2 diabetes: an individual participant-level data metaanalysis. Lancet Diabetes Endocrinol, 2022, 10 (9), 645-654.
  7. Wright, J.T., Wiliamson, J.D., Whelton, P.K., Snyder, J.K., Sink, K.M., Rocco, M.V. et al. A Randomized Trial of Intensive versus Standard Blood-Pressure Control. N Engl J Med, 2015, 373 (22), 2103-2116.
  8. Cushman, W.C., Evans, G.W., Byington, R.P., Goff, D.C., Grimm, Jr, R.H., Cutler, J.A. Effects of intensive blood-pressure control in type 2 diabetes mellitus. N Engl J Med, 2010, 362 (17), 1575-1585.
  9. Perkovic, V., Rodgers, A., Redefining Blood- Pressure Targets--SPRINT Starts the Marathon. N Engl J Med, 2015, 373 (22), 2175-2178.
  10. Buckley, L.F., Dixon, D.L., Wohflord 4th, G.F., Wijesinghe, D.S., Baker, W.L., Van Tassell, B.W. Intensive Versus Standard Blood Pressure Control in SPRINT-Eligible Participants of ACCORD-BP. Diabetes Care, 2017, 40 (12), 1733-1738.
  11. Dalal, J., Padmanabhan, T.N.C., Jain, P., Patil, S., Vasnawala, H., Gulati, A. LIPITENSION: Interplay between dyslipidemia and hypertension. Indian J Endocrinol Metab, 2012, 16 (2), 240-245.
  12. Danchin, N., Almahmeed, W., Al-Rasadi, K., Azuri, J., Berrah, A., Cuneo, C.A. et al. Achievement of low-density lipoprotein cholesterol goals in 18 countries outside Western Europe: The International ChoLesterol management Practice Study (ICLPS). Eur J Prev Cardiol, 2018, 25 (10), 1087-1094.
  13. Yusuf, S., Hawken, S., Ounpuu, S., Dans, T., Avezum, A., Lanas, F. et al. Effect of potentially modifiable risk factors associated with myocardial infarction in 52 countries (the INTERHEART study): case-control study. The Lancet, 2004, 364 (9438), 937-952.
  14. Lee, E.K.P., Poon, P., Yip, B.H.K., Bo, Y., Zhu, M-T., Yu, C-P. et al. Global Burden, Regional Differences, Trends, and Health Consequences of Medication Nonadherence for Hypertension During 2010 to 2020: A Meta-Analysis Involving 27 Million Patients. J Am Heart Assoc, 2022, 11 (17), e026582.
  15. Engebretsen, I., Munkhaugen, J., Bugge, C., Halvorsen, S., &‌oslash;degaard, K.M., St&‌oslash;vring, H. et al. Gaps and discontinuation of statin treatment in Norway: potential for optimizing management of lipid lowering drugs. Eur Heart J Open, 2022, 2 (6), oeac070.
  16. Burnier, M., Egan, B.M. Adherence in Hypertension. Circ Res, 2019, 124 (7), 1124-1140.
  17. Del Pinto, R., Grassi, G., Muiesan, M.L., Borghi, C., Carugo, S., Cicero, A.F.G. et al. World Hypertension Day 2021 in Italy: Results of a Nationwide Survey. High Blood Press Cardiovasc Prev, 2022, 29 (4), 353-359.
  18. Rea, F., Savaré, L., Corrao, G., Mancia, G. Adherence to Lipid-Lowering Treatment by Single-Pill Combination of Statin and Ezetimibe. Adv Ther, 2021, 38 (10), 5270-5285.
  19. Radhoe, S.P., Boersma, E., Bertrand, M., Remme, W., Ferrari, R., Fox, K., MacMahon, S. et al. The Effects of a Perindopril-Based Regimen in Relation to Statin Use on the Outcomes of Patients with Vascular Disease: a Combined Analysis of the ADVANCE, EUROPA, and PROGRESS Trials. Cardiovasc Drugs Ther, 2022.
  20. Cicero, A.F.G., Fogacci, F., Rizzoli, E., Giovannini, M., D'Addato, S., Borghi, C., Brisighella Heart Study Group. Impact of simultaneous management of hypertension and hypercholesterolemia with ACE-inhibitors and statins on cardiovascular outcomes in the Brisighella Heart Study: A 8-year follow-up. Nutr Metab Cardiovasc Dis, 2022, 32 (9), 2246-2254.
  21. Joseph, P. Roshandel, G., Gao, P., Pais, P., Lonn, E., Xavier, D. et al. Fixeddose combination therapies with and without aspirin for primary prevention of cardiovascular disease: an individual participant data meta-analysis. The Lancet, 2021, 398 (10306), 1133-1146.
  22. Leontsinis, I., Farmakis, D., Avramidis, D., Andrikou, E., Valatsou, A., Gartzonikas, E. et al. Cardiorenal multimorbidity in hospitalized cardiology patients: The Hellenic Cardiorenal Morbidity Snapshot (HECMOS) study. Hellenic J Cardiol, 2023, S1109-9666(23)00053-2.
  23. Vidal-Petiot, E., Ford, I., Greenlaw, N., Ferrari, R., Fox, K.M., Tardif, J-C. Cardiovascular event rates and mortality according to achieved systolic and diastolic blood pressure in patients with stable coronary artery disease: an international cohort study. The Lancet, 2016, 388 (10056), 2142-2152.
  24. Kobalava, Z., Kvasnikov, B., Burtsev, Y. Effectiveness and Tolerability of Bisoprolol/ Perindopril Single-Pill Combination in Patients with Arterial Hypertension and a History of Myocardial Infarction: The PRIDE Observational Study. Adv Ther, 2023, 40 (6), 2725-2740.
  25. Liakos, C.I., Papadopoulos, D.P., Kotsis, V.T. Adherence to Treatment, Safety, Tolerance, and Effectiveness of Perindopril/Amlodipine Fixed-Dose Combination in Greek Patients with Hypertension and Stable Coronary Artery Disease: A Pan-Hellenic Prospective Observational Study of Daily Clinical Practice. Am J of Cardiovasc Drugs, 2017, 17 (5), 391-398.
  26. Forster, T., András Dézsi, C. Short-Term Cardioprotective Effects of the Original Perindopril/Amlodipine Fixed-Dose Combination in Patients with Stable Coronary Artery Disease: Results of the PAPA-CAD Study. Adv Ther, 2016, 33 (10), 1771-1781.
  27. Pinto, F.J., Piepoli, M.F., Ferrari, R., Tsioufis, K., Rosano, G.M.C., Nedoshivin, A. Single-pill combination in the management of chronic coronary syndromes: A strategy to improve treatment adherence and patient outcomes? Int J Cardiol, 2023, 384, 10-17.
  28. Hare, A.J., Chokshi, N., Adusumalli, S. Novel Digital Technologies for Blood Pressure Monitoring and Hypertension Management. Curr Cardiovasc Risk Rep, 2021, 15 (8), 11.

Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciële doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.